Van Vreemd naar Vriend

Overweging op zondag 9 oktober 2022 door Simone Snakenborg

Bij: 2 Koningen 17, 24,29-34 en Lucas 17, 11-19

 

David uit Oeganda zit op het grasveld tegenover het AZC in Ter Apel. Het is half augustus en ’s avonds koelt het best al wel af. Ineens staat een man met een baard midden op de autoweg die langs het grasveld loopt. Hij is in paniek en zwaait met een witte vlag; letterlijk even de weg kwijt. Er ontstaat een kleine file. David kijkt toe hoe vier politieagenten de man rustig van de weg afdragen. “Dit zou in Oeganda nooit zo vredelievend gaan”, zegt David tegen een journalist van Trouw. “Daar zou de politie meteen zijn gaan slaan.”

David is als een van de velen gedwongen een periode lang op het grasveld te bivakkeren. Maar ondanks dat blijft hij positief over zijn kansen en toont hij zich dankbaar voor het ontvangst.

Dat vind ik een wonder … Want ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik schaam me echt tot over m’n oren en nog dieper voor de manier waarop wij deze vluchtelingen opvangen. Nu in oktober slaapt er niemand meer op dat grasveld, maar ze schuilen in bussen, gehuurd door hulporganisaties. Bizar.

Anders

Hoe dan ook. Deze David leerde mij wat. Hij kijkt ánders naar zijn situatie … Hij vergelijkt wat was met wat is. “Ik ben een vluchteling en geen popster”, zegt hij in hetzelfde interview van 3 september. “Ik verwachtte heus geen groots onthaal in Nederland.” Voor hem zijn er redenen om opgelucht en dankbaar te zijn.

David zou zomaar een personage kunnen zijn in de twee lezingen van vandaag. Een Samaritaan, afkomstig uit een andere streek met eigen gebruiken en gewoonten. Misschien gelooft hij. In dat geval is hij waarschijnlijk Christelijk, het meest voorkomende geloof in zijn land, al of niet vermengd met Afrikaanse rituelen. Dat is bijna letterlijk zoals de Samaritanen, die in de bijbel overigens geen best imago hebben.

Tweederangs burgers

Samaritanen worden in de Bijbel beschreven als tweederangs burgers. Ze hebben volgens de Judeeërs geen ‘zuiver geloof’. Judeeërs, die uit de stam van Juda, vinden zichzelf de ‘echte Joden’. Zij stammen af van het volk dat is bevrijd uit Egypte en dwars door de woestijn naar Israël kwam.

De oorsprong van de Samaritanen wordt beschreven in de eerste lezing van vandaag. We hoorden zojuist dat ze eigen Godenbeelden maken, terwijl ze daarnaast de Enige vereren. En de Judeeërs zijn overigens geen haar beter. Ook zij vallen telkens terug in hun oude gewoonten en erger nog: volgens de schrijver van het Tweede Boek Koningen vereren de ‘echte Joden’ de Enige niet. Over zuiver geloven gesproken …

Samaritanen

De geschiedschrijving achter deze tekstpassage is als volgt. Het is het jaar 722 v.Chr. Israël wordt veroverd door de Assyriërs. Vanwege een opstandig volk en koning wordt een deel van de oorspronkelijke inwoners weggevoerd. Andere bevolkingsgroepen komen ervoor in de plaats. Deze nieuwe mensen vermengen zich met de inwoners in de streek rond Samaria; hieruit komen de Samaritanen voort. Die nieuwe bevolking wordt onderwezen door Joodse priesters en zijn, zeg maar, ‘bekeerd’. Maar ze vermengen dit met de gewoonten en gebruiken uit hun eigen land. Ze vereren de Enige en maken hun eigen Godenbeelden. Tot op vandaag hebben de Samaritanen een eigen Thora en vieren ze niet alle Joodse gedenk- en feestdagen.

Met het imago van de Samaritanen gaat het 7 eeuw later, in de tijd van Jezus, nog niet veel beter. Het bekende verhaal van de ‘Barmhartige Samaritaan’ is daar een goed voorbeeld van. Ook in hoofdstuk 17 van Lucas speelt een Samaritaan de hoofdrol.

Wees met ons

Hij, we noemen hem vandaag David, zoekt hulp, samen met negen Judeeërs. Ze mogen allemaal hun dorpje niet meer in. David heeft verschrikkelijke jeuk en een hardnekkige uitslag. Melaatsheid of ‘huidvraat’, zoals Miranda voorlas. In de bijbelvertaling van vorig jaar staat gewoon ‘een huidziekte’. In die tijd wordt melaatsheid vastgesteld door tempelpriesters. Na een positieve test worden de ongelukkigen geïsoleerd uit hun leefgemeenschap. Een ramp. We kunnen ons er wat bij voorstellen.

Jezus is te voet van Samaria naar Jeruzalem. Hij is net bij Jericho de Jordaan overgestoken en loopt het door de Romeinen aangelegde bergpad op dat naar Jeruzalem leidt. Tien mannen komen hem tegemoet. Net als de blinde Bartimeüs roepen zij: ‘Heb medelijden!’. Ze vragen niet eens om genezen te worden. Ze vragen om gezien en gevoeld te worden: Wees met ons.

Genezen verklaard

Jezus geneest hen. Maar niet door iets te doen, maar door iets te zeggen. ‘Laat je zien aan de priesters’, zegt hij . Hun genezing vindt plaats onderweg naar de tempel. Ik stel me zo voor dat ze bij iedere stap minder klachten krijgen. Heerlijk lijkt me dat.

Alle tien de mannen worden genezen verklaard. Slechts één ervan komt naar Jezus terug. Het is de Samaritaan. We weten niet waar de negen Judeeërs zijn gebleven. Misschien zijn ze uitzinnig van vreugde een herberg ingedoken om er eentje op te drinken. Misschien zijn ze regelrecht naar hun vrouw en kinderen gegaan, zo blij dat ze waren.

Als wij alleen geloven in de paden die wij gáán, dan gaan we individueel op pad en krijgen we een wirwar kronkelweggetjes die misschien elkaar kruisen of samenkomen en zich weer splitsen. En sommige wegen kunnen met elkaar in de knoop komen!

Dank je wel

Die ene die terugkeert, dat is de vreemdeling, die tweederangs burger die er nooit helemaal bij zal horen. Alleen hij zegt ‘Dank je wel’. Net zoals de Oegandees vluchteling David. Ook een buitenstaander, die nog niet eens op de tweede rang binnen onze samenleving mag plaatsnemen op dit moment.

Die vreemdeling, die ook na zijn genezing een buitengeslotene blijft, die toont  wederkerigheid en komt terug. En juist dit maakt dat alleen hij in Jezus’ woorden gered is. Want alle tien de mannen in dit verhaal geloven. Ze doen wat Jezus zegt en gaan in vertrouwen naar de priesters. Alleen het geloof van die vreemdeling is voor Jezus méér waard. Want hij komt terug. Geloven is: in vertrouwen je levenspad gaan maar ook terugkeren naar de Bron.

Terugkeren en verbinden

Als wij alleen geloven in de paden die wij gáán, dan gaan we individueel op pad en krijgen we een wirwar kronkelweggetjes die misschien elkaar kruisen of samenkomen en zich weer splitsen. En sommige wegen kunnen met elkaar in de knoop komen!
Maar door terug te keren verbind je je met de Bron en met de ander en kun je sámen op pad gaan. Dat is leven Jezus’ naam. Elkaar tegemoet komen, en in het bijzonder de vertrapten van deze wereld.

Dat wij als dienstknecht-mensen de vreemdeling tegemoet gaan.
Zo kunnen vreemden vrienden worden.
Zo kunnen wij zelf vriend worden met het vreemde in onszelf.
Zo mag iedereen er zijn, als vreemde vriend.

 

 

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *