Komt het nog wel goed?

Overweging op zondag 2 oktober 2022 door Nico Meijer

Bij: Habakuk 1,2-3; 2,2-4 en  Lukas 17, 5-10

 

“Al heb je maar een vertrouwen als een mosterdzaadje, als je tegen die moerbeiboom daar zegt: ‘Kom met wortel en al uit de grond en verplant je naar zee’, hij zou je gehoorzamen.”

U begrijpt het al. Het gaat vanmorgen over vertrouwen. De apostelen zeiden tegen Jezus: “Versterk ons vertrouwen.” En ook de profeet Habakuk kan wel wat extra vertrouwen gebruiken. Vertrouwen is niet altijd vanzelfsprekend. Vertrouwen kan onder druk komen te staan. Misschien ervaren wij dat soms zelf ook.

Geen leuke tijd

“Nee”, zei ze, “ik vind de tijd waarin we nu leven, geen leuke tijd.”
De vrouw in kwestie was die dag 92 geworden, dus ze had wat levensfasen betreft toch enig vergelijkingsmateriaal.
“Hoe bedoel je”, vroeg ik, “geen leuke tijd?”
“Nou, die corona waar we maar niet vanaf komen.
En die idioot van een Poetin, die zomaar een ander land binnenvalt, met duizenden slachtoffers en  platgebombardeerde steden, het is toch niet te geloven.
En het klimaat, dat maar steeds warmer wordt.
En de stikstof, waar de natuur onder bezwijkt.
En dat werkt natuurlijk weer de protesten van de boeren in de hand.
En al die asielzoekers, die maar binnenkomen. Waar moeten we ze laten?
En nou die inflatie weer en de energiekosten, die de pan uitrijzen.
Nee, ik vind er niets meer aan.”

“Geen leuke tijd”. Met als achterliggende vraag: Waar gaat dat heen met onze wereld?  De toekomst is een beetje op losse schroeven komen te staan. Komt het nog wel goed? Misschien bekruipt die vraag ons soms ook wel. De crisissen volgen elkaar in rap tempo op. Het kabinet moet alle zijlen bijzetten om de problemen het hoofd te bieden.

De tijd van Habakuk

De tijd, waarin de profeet Habakuk leefde, was evenmin een ‘leuke tijd’. Vorige week hoorden we de waarschuwende woorden van de profeet  Amos in de 8-ste eeuw, tijdens de deportatie van een deel van het volk van Israël naar Assyrië. Habakuk leefde een eeuw later. De Assyriërs hadden inmiddels plaats gemaakt voor nieuwe machthebbers: de Babyloniërs, maar de dreiging uit het oosten bleef hetzelfde. Ook Babylon was bezig om zijn macht naar het westen uit te breiden. En wel ten koste van een handvol  volken, waaronder het kleine Israël. Daarbij gaat het er niet zachtzinnig aan toe. Het gaat gepaard met plundering, verwoesting, verkrachting en moord -de parallellen met het heden zijn overduidelijk –  en met opnieuw deportaties. Nu niet van Noord-Israël, Galilea, maar van het Zuiden: Juda, Jeruzalem. Ook de tempel van Salomon, de trots van elke rechtgeaarde Jood werd, o gruwel, ontheiligd, leeggeroofd en met de grond gelijkgemaakt.

Habakuk ziet het met lede ogen aan. In vertwijfeling richt hij zich tot God: “Hoe lang moet ik nog roepen, Jahwe?  Waarom laat u dit onrecht voortduren? Waarom zoveel geweld en onderdrukking? Waar blijft u nou toch?”

Zijn vertrouwen staat onder druk. Angst voor de toekomst. Angst voor de dag van morgen. Komt het ooit nog goed? Hij is er niet gerust onder.

Gezond basisvertrouwen

In de pedagogie spreekt men van basisvertrouwen. De zorg, de aandacht, de liefde van ouders zorgt ervoor, dat een kind blij en onbezorgd kan opgroeien. En bij elke nieuwe positieve ervaring groeit de overtuiging bij het kind dat het er zijn mag, dat het geliefd is, dat het leven goed is. Geloof, vertrouwen als een mosterdzaadje: eerst heel klein, maar geleidelijk aan groter, zodat het kind kan uitgroeien tot een solide persoonlijkheid.

Maar dat proces kan ook misgaan: verwaarlozing, op vroege leeftijd gescheiden worden van de ouders, maar ook een oorlog kunnen het blije kind schuw maken, op zijn hoede, alert voor gevaar. De geborgenheid van het begin is verdampt. Dan is er op latere leeftijd heel wat arbeid voor nodig om die angst, dat verdriet onder ogen te zien en het vertrouwen in het leven te herwinnen.

Vertrouwen in God

Godsgeloof, onze verbondenheid met God kan dat basisvertrouwen ondersteunen en versterken. Te weten dat er iemand over je waakt die het goede met je voor heeft, kan een belangrijke steun zijn, ook al zijn de uiterlijke omstandigheden somber en onheilspellend.

Titus Brandsma bleef vertrouwen, ook toen hij in Dachau in de dodencel zat. Hij begreep wel, dat hij daar niet levend uit zou komen. En toch hield hij zijn verbondenheid met God intact. Dat hield hem sereen, gaf hem kracht en maakte dat hij zijn eigen leven zelfs kon relativeren. Wetend, dat hij gevat was in iets groters, dat zijn handelen normeerde. Aan die grotere Werkelijkheid kon hij zich overgeven.

Vertrouwen is dus in de grond: overgave. Je toevertrouwen aan het leven, zonder dat je de garantie hebt, dat het ook goed komt. Daar zit iets irrationeels in. Het is een sprong, een sprong in het onzekere, op goed geluk, op genade of ongenade.

Het hogeschoolvertrouwen van Don Bosco

In dit verband moet ik ook denken aan Don Bosco, die  priester in het Noord-Italië van de 19-de eeuw, die scholen, internaten, jeugdwerken heeft gesticht over de hele wereld, eerst in Italië, daarna in Spanje, Frankrijk, maar ook in Zuid-Amerika, veel landen in  Azië en later ook in Afrika. Vertrouwen in ‘de Voorzienigheid’ was voor hem daarbij het leidmotief. “Ik ben altijd verdergegaan zoals de omstandigheden van mij vroegen en de Geest van de Heer me ingaf.” zou hij later zeggen. Een soort hogeschoolvertrouwen.  Zo’n geloof was, ook toentertijd in de negentiende eeuw al, ongewoon, uitzonderlijk. Trouwens, het hele leven van Don Bosco staat vol van wonderlijke gebeurtenissen, zo zelfs, dat zijn naaste medewerkers en volgelingen al in een vroeg stadium zeiden: “Laten dit maar direct opschrijven, anders gelooft niemand dit later nog.” Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in een kroniek, een levensbeschrijving van negentien dikke delen.

Daarnaast heeft  hij altijd  zijn werk onder bescherming gesteld van Maria. Met haar onderhield hij een innige band. Hij vertrouwde op haar bijstand en voorspraak. Als je dat nu hoort en leest, voel je je als hedendaags gelovige toch wat ongemakkelijk. Hoe zo ‘bijstand’, ‘voorspraak’? Wij kunnen een heilige bewonderen om zijn of haar voorbeeld. Dat kan stimuleren tot navolging. Maar zijn of haar voorspraak, daar kunnen we  ons  niet veel bij voorstellen. Lopen er dan lijntjes van boven naar beneden en omgekeerd? Hoe werkt dat dan? Daar kunnen we met ons verstand niet bij.

Irrationeel… maar toch?

In het ziekenhuis waar ik gewerkt heb, bad ik soms, voordat ik de afdeling opging, dat ik mocht worden gestuurd naar die patiënt, die mij het hardst nodig zou hebben, voor wie ik op dat moment het meest kon betekenen. De eerste patiënt, die ik op een van die morgens bezocht, begroette mij tot mijn verrassing met de woorden: “Pastor, u komt als geroepen”. Ze zat met een probleem, waar ze niet uitkwam – het had niets te maken met haar ziekenhuisopname – en ik heb haar daar goed mee kunnen helpen. Ze was naderhand zichtbaar opgelucht. Ik kwam als geroepen. Het is meer dan vijfentwintig jaar geleden, maar het is me steeds bijgebleven.

Het evangelie spreekt over het geloof, het vertrouwen als het mosterdzaadje, het kleinste zaadje van allemaal, dat uitgroeit tot een geweldige boom. Het werk van een Don Bosco  is ook heel klein begonnen, maar heeft zich door de jaren heen, via de congregatie die hij gesticht heeft, ontwikkeld  tot een wereldwijd netwerk voor opvang, scholing en begeleiding van jeugd en jongeren.

Wij leven in een tijd, waarin het verstand de boventoon voert, waarin alles rationeel verantwoord moet zijn. Overgave aan een hogere macht, die over ons waakt, aan wie wij ons kunnen toevertrouwen, zoals een Titus Brandsma en een Don Bosco, is weinig wetenschappelijk. Maar misschien is de werkelijkheid wel veel breder dan verstand en wetenschap. Daar is wel durf voor nodig.

Durven wij het aan die weg te gaan?

Slotwoord

Van Paul Schnabel, voormalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, stamt de uitdrukking: “Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht”. Hij duidt dan op het feit, dat  ‘de Nederlander’ over het algemeen ’tevreden tot zeer  tevreden’ is over zijn eigen leven, maar tegelijkertijd van mening is dat het met het land, de politiek, de economie, de sociale omgang, de immigratie, het klimaat steeds verder bergafwaarts gaat. Als het over persoonlijk geluk gaat, staat de Nederlander in allerlei lijstjes bovenaan, maar de indruk die hij heeft van de staat van het land is veel pessimistischer. De dagelijkse nieuwsberichten op radio en tv spelen in die beeldvorming een duidelijke rol. Goed nieuws is geen nieuws. Het nieuws bestaat voor een groot deel  uit problemen, oorlogen, natuurrampen, ongelukken, schaarste. Onbewust gaat men dan denken, dat dat de hele werkelijkheid is.

Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het Centraal Bureau voor de statistiek,  probeert in zijn boek ‘Met ons gaat het nog steeds goed’ dit pessimisme te ontkrachten. Aan de hand van de cijfers toont hij aan, dat we niet slechter kunnen rondkomen dan vroeger, dat de ongelijkheid niet toeneemt, dat Nederland niet onveiliger is geworden, dat het met de integratie van immigranten niet alleen maar slecht gaat, dat het niet slechter gaat met de emancipatie, dat de sociale samenhang niet afneemt en zelfs dat het met het milieu op veel fronten beter gaat. Inkomen, gezondheidszorg, levensverwachting zijn de laatste 100 jaar voor de hele  bevolking spectaculair verbeterd.

Dat betekent niet, dat het niet beter kan. Dat betekent ook niet, dat in individuele gevallen mensen het niet slecht hebben  6% van de bevolking, dat is 1 miljoen mensen, leeft onder de armoedegrens. Het is een gemiddelde. Dat betekent dus ook niet, dat er geen problemen zijn. Dat betekent wel, dat er voor doemdenkers geen plaats is. Laten we ook onze zegeningen tellen. Gaan we daarom heen in vrede onder de zegen van God, die over ons waakt, van Jezus, zijn geliefde zoon en ons voorbeeld, van de Geest die ons moed en kracht geeft.

Amen

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *